Pesten is geen groot probleem op het Montessori. Natuurlijk komt het wel eens voor. Voor die situatie hebben wij een pestprotocol:

PESTPROTOCOL MONTESSORI LYCEUM ROTTERDAM

1          INLEIDING

1.1       Er is sprake van pesten wanneer één of meer onderstaande vormen van gedrag structureel (of in ieder geval regelmatig) plaatsvinden ten opzichte van bepaalde leerlingen, wier sociale veiligheid daardoor wordt aangetast en die daardoor belemmerd worden in hun functioneren binnen de groep en beschadigd worden in hun persoonlijke levenssfeer.

01        Er worden zogenaamd leuke opmerkingen maken over een kind.

02        Er worden opmerkingen gemaakt over kleding en/of uiterlijk.

03        Een kind wordt in de klas geïsoleerd en buitengesloten bij activiteiten.

04        Spullen van een kind worden voortdurend afgepakt of zoekgemaakt.

05        Er wordt dikwijls negatief gereageerd op dingen die een kind doet of zegt.

06        Een kind krijgt stelselmatig de schuld van dingen die in de klas gebeuren.

07        Er worden beledigende briefjes doorgegeven of beledigende boodschappen verstuurd per SMS of MSN.

08        Een kind wordt meestal bij een minder vleiende bijnaam genoemd in plaats van bij de echte naam.

09        Er wordt regelmatig tegen een kind geschreeuwd of gescholden.

10        Een kind wordt buiten school opgewacht en bedreigd.

11        Een kind wordt op weg naar huis gevolgd en lastiggevallen.

12        Een kind wordt thuis lastiggevallen (telefonisch of door zich in de buurt van het huis op te houden).

 

1.2       Bepaalde verschijnselen kunnen er op duiden dat een kind gepest wordt, en in ieder geval moet de omgeving alert zijn op andere signalen wanneer een kind :

01        Vaak alleen is in pauzes.

02        Vooral contact zoekt met volwassenen (of juist met jongere kinderen).

03        Niet meer naar school wil vanwege allerlei vage klachten.

04        Snel boos of geprikkeld is.

05        Plotseling bepaalde kleren niet meer aanwil.

06        Contacten met medeleerlingen mijdt.

 

2          UITGANGSPUNTEN

2.1       Het Montessori Lyceum Rotterdam en allen die daarbij betrokken zijn erkennen het pesten als een probleem waarvoor iedereen (schoolleiding, personeel, ouders en leerlingen zelf) een eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het signaleren en oplossen ervan.

2.2       Hoewel pesten als probleem centraal staat in dit specifieke protocol, past het op een praktisch niveau in het bredere verband van sociale veiligheid op school.

2.3       Uitgangspunt voor elke interventie dient te zijn dat niet de gepeste een probleem heeft, maar de pester zelf. Díe maakt inbreuk op de omgangsregels die de veiligheid van iedereen binnen de school waarborgen. Waar het om gaat, is te achterhalen welke motieven iemand heeft voor zijn pestgedrag en wat er gedaan moet worden om dat te staken. Het melden van pesten is daarom ook geen verklikken, maar een verplichting, omdat het gaat om het signaleren van een probleem dat binnen de school algemeen erkend wordt.

 

3          PREVENTIEF BELEID

3.1       Bestuur en schoolleiding verplichten zich door middel van dit protocol om :

–           Leerlingen bewust te maken en bewust te houden van het bestaan van het probleem en de zwaarte daarvan.

–           Ouders gerichte voorlichting te geven over dit pestprotocol en de werking ervan.

–           Het aanleggen van goede, toegankelijke informatie over het pesten als probleem.

3.2       In de brugklas wordt (al dan niet met behulp van een enquête) geïnventariseerd waar kinderen zich veilig bij voelen en welk gedrag van anderen die veiligheid bedreigt. Om effectief te kunnen zijn wordt deze inventarisatie vastgelegd in een algemene set van omgangsregels en (eventueel) in de vorm van expliciete klassenregels voor afzonderlijke klassen. De leerlingmentoren helpen gedurende het brugjaar mee met het bevorderen van het groepsproces in hun klassen en zij spelen ook een positieve rol bij het signaleren van eventuele pesterijen.

3.3       In hogere klassen (maar zeker in de 2e en 3e) moeten die omgangsregels aan het begin van het schooljaar in mentorlessen herbevestigd worden, waarbij ook kan worden gekeken naar eventuele veranderingen en/of accentverschillen. Ook kunnen dan nieuwe aspecten van sociale veiligheid (tolerantie, wederzijds begrip, zinloos geweld etc. aan de orde komen.

 

4          CURATIEF BELEID

4.1       Het is hoe dan ook van belang dat het slachtoffer zelf zo veel mogelijk effectief beschermd wordt tegen wraakacties van de pesters. Eén van de middelen daartoe is om te onderstrepen dat de informatie over het pestgedrag niet (uitsluitend) afkomstig is van het slachtoffer zelf; ook anderen hebben het opgemerkt en dus is er zeker geen sprake van klikken.

4.2       De centrale figuur in het aanpakken van pestgedrag is de mentor, die daarvoor verschillende mogelijkheden tot zijn of haar beschikking heeft. Indien leerlingen dat wensen kunnen ook andere personeelsleden dienen als eerste aanspreekpunt voor leerlingen die lijden onder pestgedrag. De mentor zal in eerste instantie verwijzen naar de (al dan niet ondertekende) gedragsregels om aan te geven dat er is afgesproken dat een dergelijk gedrag ongewenst is en dat wie deze regels negeert zich buiten de gemeenschap plaatst die deze regels heeft afgesproken.

4.4       Indien het pesten na de interventie van de mentor niet stopt, worden de ouders op school uitgenodigd voor een gesprek met de mentor en de coördinator om te bespreken of een gezamenlijke aanpak mogelijk is.

4.5       Bij recidiverend pestgedrag zal de desbetreffende conrector de betrokken leerling en zijn of haar ouders uitnodigen voor een gesprek waarin zal worden aangekondigd dat bij verdere herhaling een (tijdelijke) schorsing zal volgen. Over verdere maatregelen beslist daarna de rector, in overleg met de conrector en de coördinator.

>>       Wanneer maatregelen niet het gewenste resultaat opleveren, dan is de inschakeling van een counselor noodzakelijk. Deze kan het probleem onderzoeken, deskundigen raadplegen en op basis daarvan bestuur en schoolleiding adviseren over een verder te volgen traject.

 

5          HANDREIKINGEN

5.1       Als voorbeelden van regels die altijd en in alle groepen gelden, kunnen genoemd worden :

–           Doe niets bij een ander wat je zelf ook niet prettig zou vinden.

–           Raak een ander niet aan als hij of zij dat niet wil.

–           Blijf van de spullen van een ander af.

–           Luister naar elkaar.

–           Beoordeel iemand anders niet op zijn uiterlijk of gewoontes; accepteer dat iemand anders kan en mag zijn.

–           Doe nooit iemand opzettelijk pijn.

–           Laat anderen met rust als ze aangeven dat ze met rust gelaten willen worden.

–           Roddel niet over elkaar.

–           Gebruik geen scheldnamen om andere kinderen mee aan te duiden.

–           Doe er niet aan mee als kinderen uitgelachen of buitengesloten worden.

–           Als je kwaad bent, ga dan niet slaan of schoppen. Probeer altijd eerst samen te praten en schakel, als dat niets oplevert je (leerling)mentor in.

–           Laat kinderen die nieuw in de klas of groep komen merken dat ze welkom zijn.

–           Het is geen klikken als je aan je mentor vertelt dat je zelf of iemand anders gepest wordt.

5.2       Aandachtspunten voor de begeleiding van gepeste leerlingen :

–           Toon medeleven en neem de tijd om te luisteren

–           Vraag door wie en hoe er gepest wordt.

–           Ga na hoe de gepeste leerling reageert op het pesten en wat zijn of haar gevoelens daarover zijn.

–           Zoek (en oefen desnoods) wat een goede reactie zou zijn op het pesten, in plaats van bij voorbeeld huilen, kwaad worden of afzonderen.

–           Maak duidelijk dat de pester een probleem heeft en waarom dat zo is.

–           Ga na welke oplossing de gepeste leerling zelf wil.

–           Versterk het zelfvertrouwen van de gepeste leerling; benadruk zijn of haar sterke kanten.

–           Geef positieve feedback als de gepeste leerling zich anders (weerbaarder) opstelt tegenover de pesters.

–           Plaats de gepeste leerling niet in een beschermde uitzonderingspositie ten opzichte van de rest van de groep.

–           Praat met de ouders van de gepeste leerling (als die aangeeft dat te willen) en noem daarbij indien nodig de mogelijkheid van een sociale weerbaarheidstraining.

 

5.3       Aandachtspunten voor de begeleiding van de pester :

–           Zoek naar de reden van het pesten/ruzie maken (dominant willen zijn, jaloezie, verveling, zelf buitengesloten voelen)

–           Maak de pester bewust van het effect van zijn gedrag op anderen.

–           Maak duidelijk dat met pestgedrag elementaire gedragsregels binnen de school (klas) overtreden worden en dat dit verkeerd is.

–           Maak duidelijk dat het nodig is om in het sociale verkeer zelfbeheersing te tonen en dat het daarvoor nodig is een ander manier van gedragen (‘eerst tot tien tellen’, ‘stop, eerst nadenken’) vereist is.

–           Praat met de ouders van de pester om hen te informeren en te overleggen wat naar hun idee de oorzaak van het pestgedrag is en of een aangepaste vorm van begeleiding (sociale vaardigheidstraining) noodzakelijk is.

 

6          NADERE AANDACHTSPUNTEN

6.1       De uitvoering van zowel het preventieve als het curatieve beleid ligt in eerste instantie in handen van de mentoren, die op hun beurt worden aangestuurd door de coördinatoren die hieraan jaarlijks aandacht besteden in de eerste mentorenvergadering van het schooljaar

6.2       Op ouderavonden in de onderbouw zal aandacht besteed worden aan het onderwerp pesten, waarbij ouders gewezen wordt op het bestaan van het pestprotocol. Daarbij worden zij nadrukkelijk uitgenodigd zich als partners op te stellen door thuis regelmatig eens te informeren of pestgedrag wordt opgemerkt en contact op te nemen met de desbetreffende mentor, ook als het niet hun eigen kind betreft.

6.3       De volgende media zullen worden ingezet om ouders en leerlingen op de hoogte te stellen van het bestaan van dit pestprotocol en van de (globale) inhoud ervan :

–           Jaarboekje

–           Schoolgids

–           Website

6.4       De volgende media zullen worden ingezet om docenten en overige personeelsleden* op de hoogte te stellen van de concrete inhoud van dit pestprotocol :

–           ABC voor docenten

–           Vademecum voor de Onderbouw

–           Overzicht van Zorgleerlingen

 

*          Het is van belang dat ook het OOP hiervan op de hoogte is, aangezien juist zij vaak met pestgevallen te maken hebben.